A, de vader van belanghebbende, X, richt in 1966 E op. E is een rechtspersoon naar Liechtensteins recht. E beschikt over Nederlandse bankrekeningen. A verantwoordt zijn belang bij E niet in zijn IB-aangiften. A overlijdt in 2004. B, de moeder van X, overlijdt in 2010. In 2014 doet Loyens & Loeff een inkeermelding namens D. Naar aanleiding hiervan legt de inspecteur onder andere navorderingsaanslagen-IB/PVV over de jaren 2002 en 2003 op aan de erven van B. X maakt bezwaar tegen de navorderingsaanslagen. In geschil is of terecht de verlengde navorderingstermijn is toegepast.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur terecht de verlengde navorderingstermijn heeft toegepast bij het opleggen van de navorderingsaanslagen. Van belang is namelijk niet dat E over bankrekeningen in Nederland beschikt, maar dat het door A gehouden vermogensbestanddeel bestaat uit een recht op het vermogen van E, een in Liechtenstein gevestigde en niet in Nederland belastingplichtige rechtspersoon. Dat het vermogen van E voor fiscale doeleinden aan A wordt toegerekend, is daarbij niet van belang. E is namelijk een zelfstandige entiteit en de Nederlandse bankrekeningen behoren tot diens vermogen. De aanslagen blijven in stand.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 november