Belanghebbende, X, maakt op 18 februari 2015 bezwaar tegen een WOZ-beschikking 2015. De heffingsambtenaar verdaagt op 21 december 2015 de beslistermijn met (maximaal) zes weken. Op 2 januari 2016 stelt X de heffingsambtenaar in gebreke wegens het niet-tijdig beslissen op bezwaar. Op 28 januari 2016 stelt X beroep in wegens het niet-tijdig beslissen op bezwaar. Op 12 februari 2016 beslist de inspecteur op het bezwaar. Rechtbank Rotterdam oordeelt dat X recht heeft op een dwangsom en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de verdagingsbrief de beslistermijn niet heeft verlengd. De in art. 30 lid 9 Wet WOZ genoemde specialiteitsregel impliceert niet dat er cumulatief gebruik gemaakt kan worden van de termijn van art. 7:10 Awb.
Hof Amsterdam oordeelt dat gemeenten de (verlengde) termijn van art. 30 lid 9 Wet WOZ om te beslissen op WOZ-bezwaren mogen verdagen met zes weken. Het hof deelt niet de opvatting van de rechtbank dat gemeenten in WOZ-zaken geen gebruik mogen maken van deze mogelijkheid tot verdaging. Het hof verklaart het beroep van X alsnog niet-ontvankelijk en bepaalt dat de heffingsambtenaar prematuur in gebreke is gesteld en dus geen dwangsom verbeurt. X heeft geen recht op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en evenmin op een proceskostenvergoeding. Het hof verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond.
Lees ook het thema over de WOZ.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 29 december