Belanghebbende, X, komt in beroep tegen de hem opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor diverse jaren alsmede tegen de daarbij opgelegde boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente. De navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen zijn opgelegd in het kader van een door de Belastingdienst uitgevoerd onderzoek naar houders van bankrekeningen, vermeld op door de Belgische autoriteiten aan de Nederlandse Belastingdienst verstrekte fotokopieën, het zogenaamde Rekeningenproject. Het hof heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen, de boeten en de heffingsrente verminderd en de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden. X heeft beroep in cassatie ingesteld. De Minister van Financiën heeft eveneens beroep in cassatie ingesteld maar dit is later door de staatssecretaris ingetrokken.
De Hoge Raad overweegt dat het hof de grieven van X tegen de identificatie van hem als rekeninghouder bij de KB-Lux heeft verworpen. Het middel dat tegen dit oordeel opkomt met onder meer het betoog dat uitsluitend de leeftijd van "een van de drie hits', zonder nadere motivering, niet tot de conclusie kan leiden dat deze persoon niet als rekeninghouder in aanmerking komt, slaagt. De uitspraak van het hof wat betreft de beoordeling van de onderscheiden boeten geeft blijk van miskenning van hetgeen is overwogen in het arrest van 15 april 2011, nr. 09/03075, BNB 2011/206. De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Er volgt verwijzing naar Hof 's-Gravenhage. Indien het verwijzingshof tot het oordeel komt dat X als rekeninghouder bij KB-Lux moet worden geïdentificeerd moet het hof wat betreft de opgelegde boeten mede acht te slaan op het arrest van 15 april 2011. Het hof moet dan beoordelen (i) in hoeverre de inspecteur voor elk van de jaren 1990 tot en met 2000 het bewijs heeft geleverd dat X het feit ter zake waarvan de boete is opgelegd, heeft begaan, en (ii) (voor zover het verwijzingshof van oordeel is dat het bewijs van beboetbare feiten is geleverd) in hoeverre elke van de opgelegde boeten gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie voor de begane vergrijpen is. De Staatssecretaris van Financiën wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van X in verband met diens beroep en vanwege het beroep van de Minister van Financiën, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.