De Hoge Raad oordeelt dat de motivering van het hof niet kan leiden tot de conclusie dat A bv, ten aanzien van de verstrekte kilometervergoedingen, de wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat zij te weinig loonheffing op aangifte zou afdragen en dat zij die kans bovendien bewust heeft aanvaard.

Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur LB-naheffingsaanslagen op aan A bv, dat een uitzendbureau exploiteert. A bv heeft namelijk de op aangiften verschuldigde loonheffingen niet afgedragen. A bv beëindigt haar activiteiten per 15 augustus 2013 en draagt haar activiteiten over aan B bv en C bv, zonder goodwill te bedingen. Omdat de naheffingsaanslagen niet worden betaald, stelt de ontvanger belanghebbende, X, aansprakelijk. Hij is namelijk sinds 2 mei 2011 bestuurder van A bv. Daarnaast betreft de aansprakelijkstelling ook boeten in verband met te hoge kosten- en kilometervergoedingen. X is het hier niet mee eens. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat sprake is van onbehoorlijk bestuur en dat X terecht aansprakelijk is gesteld. A bv heeft namelijk betalingen verricht aan schuldeisers die gelieerd zijn aan haarzelf dan wel aan niet‑gelieerde schuldeisers maar waar X een persoonlijk belang heeft bij die betalingen, terwijl de volgens de aangiften loonheffing verschuldigde belastingbedragen niet zijn betaald. Verder stelt het hof vast dat goodwill aanwezig was, terwijl geen goodwill is bedongen bij de overdracht van de activiteiten. Ook zijn volgens het hof terecht boeten van 50% opgelegd. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof zijn uitspraak onvoldoende heeft gemotiveerd. Het hof heeft namelijk niet onderzocht of de bv’s waaraan A bv betalingen heeft verricht zijn aan te merken als aan haar gelieerde schuldeisers. Ook heeft het hof niet onderzocht, voor zover er geen sprake is van gelieerdheid, of X als bestuurder van A bv een persoonlijk belang heeft bij die betalingen. Daarnaast is de Hoge Raad nog van mening dat zonder nadere motivering niet is vast te stellen dat er op het moment van de overdracht nog goodwill aanwezig was. Over de boeten in verband met de kilometervergoedingen merkt de Hoge Raad op dat de motivering van het hof niet kan leiden tot de conclusie dat A bv wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat zij te weinig loonheffing op aangifte zou afdragen en dat zij die kans bovendien bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Dat aanzienlijke en omvangrijke fouten zijn gemaakt bij het toekennen van kilometervergoedingen aan werknemers van A bv, dat die fouten voor een groot deel door X zelf zijn erkend, en dat het gaat om hoge bedragen aan kilometervergoedingen is onvoldoende voor de conclusie dat A bv met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. De klachten met betrekking tot de boeten in verband met te hoge kostenvergoedingen slagen niet. De oordelen van het hof ten aanzien van dat punt zijn feitelijk van aard. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Het verwijzingshof moet beslissen of het belopen van de boete aan X is te wijten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 februari

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen