De Hoge Raad oordeelt dat onduidelijk is waarom het hof heeft vastgesteld dat de overige correcties ten aanzien van de belastbare inkomens uit a.b. voor de jaren 2002, 2003 en 2004 juist zijn. De met de valse facturen gemoeide bedragen zijn namelijk reeds begrepen in de belastbare inkomens uit a.b. voor de jaren 2000 en 2001.
Belanghebbende, X, houdt de aandelen in F bv. F bv en haar dochtermaatschappij verkopen reizen aan toeristen naar Isla Margarita (Venezuela). Ter plaatse wordt gebruik gemaakt van de diensten van Z C.A., dat wordt vertegenwoordigd door J. De inspecteur stelt, naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek, een boekenonderzoek in bij X en F bv. Naar aanleiding van de resultaten van dit boekenonderzoek wordt ook tegen X en F bv een strafrechtelijk onderzoek gestart, wegens het vermoedelijk plegen van valsheid in geschrifte, het opzettelijk doen van onjuiste IB- en VPB-aangiften, en witwassen. De inspecteur legt vervolgens IB-(navorderings)aanslagen op aan X over de jaren 2000-2006. Tijdens het onderzoek worden namelijk facturen van Z aangetroffen. De betalingen waarop deze facturen zien, worden echter overgeboekt naar een rekening van X. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de facturen vals zijn en dat de betalingen waarop de facturen zien aan X zijn toegekomen. Volgens het hof heeft X dan ook tot aanzienlijke bedragen uitdelingen genoten, en zijn de door de inspecteur doorgevoerde correcties terecht doorgevoerd. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat onduidelijk is waarom het hof heeft vastgesteld dat de overige correcties ten aanzien van de belastbare inkomens uit a.b. voor de jaren 2002, 2003 en 2004 juist zijn. Volgens de Hoge Raad zijn de met de valse facturen gemoeide bedragen namelijk reeds begrepen in de belastbare inkomens uit a.b. voor de jaren 2000 en 2001. Verder merkt de Hoge Raad op dat X de overige correcties gemotiveerd heeft betwist. Het oordeel van het hof dat voor de jaren 2002, 2003 en 2004 niet de vereiste aangifte is gedaan, is dan onbegrijpelijk. De Hoge Raad wijst er hierbij ook nog op dat het hof niet heeft vastgesteld in hoeverre de overige correcties betreffende het belastbare inkomen uit a.b. in de jaren 2002, 2003 en 2004 verband houden met de valse facturen. Ook voor het jaar 2006 is volgens de Hoge Raad onvoldoende onderbouwd waarom X de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Bij dit oordeel is er namelijk vanuit gegaan dat X de beschikking had over een bedrag van $ 14,6 mln, terwijl het hof niet over de juistheid van deze stelling heeft geoordeeld. Ten aanzien van de klachten van X over de late overlegging van het strafdossier en het weigeren om getuigen te horen, verwijst de Hoge Raad naar de beslissing in de zaak van F bv (Hoge Raad 5 oktober 2018, nr. 17/00373).