Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de op de facturen vermelde btw verschuldigd is op grond van art. 37 Wet OB 1968. Volgens het hof heeft X bv met haar handelwijze ook niet het gevaar voor verlies van belastinginkomsten tijdig en volledig uitgeschakeld.

Belanghebbende, X bv, krijgt op 17 juli 2009 een aantal vorderingen op onder andere A bv. Op 1 september 2009 sluiten X bv en de schuldenaren een overeenkomst tot finale kwijting. De overeenkomst bevat een betalingsschema van de resterende vordering en vermeldt dat alle bedragen moeten worden vermeerderd met 19% btw. X bv verstuurt vervolgens maandelijks, tot 1 juli 2010, een nota naar A bv. De btw is ten onrechte op de nota's vermeld. A bv betaalt echter alleen de nota's over de maanden september – november 2009 en wordt in 2012 failliet verklaard. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag aan X bv op, ex art. 37 Wet OB 1968. Rechtbank Breda oordeelt dat de bescheiden alle kenmerken van een factuur hebben. X is de btw volgens de rechtbank verschuldigd, ook al heeft de vermelde btw geen betrekking op prestaties in de zin van de Wet OB. De rechtbank handhaaft de naheffingsaanslag.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de op de facturen vermelde btw verschuldigd is op grond van art. 37 Wet OB 1968. Verder is het hof van mening dat X bv niet aannemelijk maakt dat zij credit- en herstelnota's zonder vermelding van btw aan A bv heeft verzonden. Ook is volgens het hof het gevaar voor verlies van belastinginkomsten niet tijdig en volledig uitgeschakeld door de handelwijze van X bv. Volgens het hof heeft X bv namelijk weinig tot niets gedaan om verlies van belastinginkomsten tegen te gaan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 8 juli

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen