Rechtbank Breda oordeelt dat de door X bv opgestelde bescheiden moeten worden aangemerkt als facturen. De inspecteur heeft de op de facturen vermelde btw dan ook terecht nageheven.

Belanghebbende, X bv, krijgt op 17 juli 2009 een aantal vorderingen op onder andere A bv. Op 1 september 2009 sluiten X bv en de schuldenaren een overeenkomst tot finale kwijting. De overeenkomst bevat een betalingsschema van de resterende vordering en vermeldt dat alle bedragen moeten worden vermeerderd met 19% btw. X bv verstuurt vervolgens maandelijks – tot 1 juli 2010 – een nota naar A bv. A bv betaalt echter alleen de nota's over de maanden september – november 2009 en wordt in 2012 failliet verklaard. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag aan X bv op, ex art. 37 Wet OB.

Rechtbank Breda oordeelt dat de door X bv opgestelde bescheiden moeten worden aangemerkt als facturen. De rechtbank acht daarbij van belang dat op de bescheiden het woord "factuur" is opgenomen en een factuurnummer is vermeld. Verder vermelden de bescheiden nog een bedrag aan "deelbetaling conform contractuele overeenkomst" en een bedrag aan btw. Volgens de rechtbank hebben de bescheiden dan ook alle kenmerken van een factuur. Dat ze niet in alle opzichten voldoen aan de factuurvereisten van art. 35a Wet OB acht de rechtbank niet van belang. Verder is de rechtbank van mening dat de btw is verschuldigd, ook al ziet de vermelde btw niet op prestaties in de zin van de Wet OB. De rechtbank handhaaft de naheffingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 14 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen