X bv en Y bv vormen de fiscale eenheid XY bv, belanghebbende. X richt in 2007 een Estse vennootschap op: B. XY bv verkoopt auto’s aan, of door tussenkomst van, D, die in Estland woont. Tot 1 januari 2008 vermeldt XY bv E, een Estse vennootschap, als afnemer op de verkoopfacturen. In de daaropvolgende jaren worden de facturen op naam gesteld van B. XY bv merkt die verkopen aan als ICL’s naar Estland en past het nultarief toe. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag op aan XY bv, omdat zij ten onrechte het nultarief heeft toegepast op de verkopen aan D. Rechtbank Gelderland oordeelt dat XY bv ten onrechte het nultarief heeft toegepast op de auto’s die zij aan D heeft verkocht, omdat niet is voldaan aan de materiële voorwaarden die gelden voor het toepassen van het nultarief. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het nultarief voor de jaren vóór 2008 terecht is toegepast. Voor die jaren geldt namelijk dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van het nultarief, ook al kleven er hier en daar gebreken aan. Volgens het hof heeft D in die jaren de auto’s gekocht en het vervoer naar Estland geregeld, zodat de intracommunautaire transactie in Nederland heeft plaatsgevonden. Voor de jaren ná 2008 geldt volgens het hof dat er door XY bv geen intracommunautaire transactie in Nederland is uitgevoerd. In die jaren heeft D de auto’s bij B afgenomen en heeft het vervoer van de auto’s volgens het hof plaatsgevonden in verband met de leveringen door B aan D. De leveringen van XY bv aan B zijn dan niet aan te merken als de intracommunautaire leveringen. Het hof vermindert de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 7 juni