Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de op het pensioen van X ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zvw niet in mindering komt op het belastbaar inkomen uit werk en woning. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X geniet in de jaren 2011 tot en met 2014 AOW-, pensioen- en lijfrenteuitkeringen. De uitkerende instanties houden een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw in op de door hen verstrekte (pensioen-uitkeringen). In geschil is of de door X verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage Zvw aftrekbaar is in de inkomstenbelasting. Volgens de inspecteur en de rechtbank is dit niet het geval. X komt in hoger beroep.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 9 januari 2018, 16/01434 t/m 16/01437, V-N Vandaag 2018/123) heeft X onder de regeling die tot en met het jaar 2012 gold, als genieter van loon uit vroegere arbeid, geen recht op een vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw door de inhoudingsplichtigen. De inkomensafhankelijke bijdragen zijn evenmin aftrekbaar. De fiscale behandeling bij een werknemer is gelijk. Met ingang van 1 januari 2013 is de Zvw gewijzigd. Sindsdien kunnen zowel een inhoudingsplichtige als een verzekeringsplichtige een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd zijn. X is over de jaren 2013 en 2014 een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd die door inhouding op zijn uitkeringen wordt geheven. Ook deze bijdragen zijn, volgens het hof, niet aftrekbaar van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Er is geen sprake van ongeoorloofde discriminatie, omdat X als gepensioneerde niet gelijk kan worden gesteld aan een werknemer. Het hoger beroep is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 10
Wet inkomstenbelasting 2001 6.18
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet inkomstenbelasting 2001 3.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing
Instantie: Hoge Raad
Editie: 5 oktober