Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de heer X de daadwerkelijke maandelijkse betalingen van € 1787 aan zijn schoonzoon niet aannemelijk maakt. Het is ook niet aannemelijk dat de gestelde betalingen zijn gedaan tot vergoeding van aftrekbare kosten.

Belanghebbende, de heer X, fungeert tegen betaling als gastouder c.q. oppasouder van zijn twee kleinkinderen. X geeft voor 2010 een brutoresultaat uit overige werkzaamheden aan van € 23.400. De kosten zijn volgens X in dat jaar € 21.450. Deze betaalt hij contant aan de vader van de kinderen, in casu zijn schoonzoon. Maandelijks betaalt X een vaste vergoeding van € 1787 voor onder meer het gebruik van een auto, een mobiele telefoon en een opvangruimte. In geschil is of de inspecteur deze kosten terecht niet accepteert. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk en stelt de in 2010 aftrekbare kosten vast op € 2400. X gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat X de daadwerkelijke maandelijkse betalingen van € 1787 aan zijn schoonzoon niet aannemelijk maakt. Zo ontbreekt het bewijs van opname van zijn bankrekening. Voorts zijn de overgelegde kwitanties niet gedateerd, niet gespecificeerd en incompleet. De kwitantie voor december ontbreekt namelijk, terwijl er tweemaal een kwitantie voor maart is; één met nummer 3 en één met nummer 6. Het is ook niet aannemelijk dat de gestelde betalingen zijn gedaan tot vergoeding van aftrekbare kosten. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 29 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen