Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv de opbrengst uit haar defungeringsrechten in het jaar 2011 moet verantwoorden. Dit niet alleen op grond van goed koopmansgebruik, maar ook op grond van de met de Belastingdienst gesloten vso.

Belanghebbende, X bv, houdt de aandelen in C bv. C bv participeert in maatschap D. Omdat per 1 januari 2009 de maatschap een nieuw systeem van goodwillbepaling en -afrekening vatstelt, wordt over de fiscale gevolgen hiervan op 8 juli 2009 tussen D en de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst (vso) gesloten. C bv treedt per 31 december 2011 uit D uit. C bv en D komen daarbij overeen dat de defungeringsrechten in drie termijnen aan C bv zullen worden uitbetaald (1 januari 2015, 2016 en 2017). Omdat X bv de opbrengst van de defungeringsrechten niet in haar VPB-aangifte verantwoordt, corrigeert de inspecteur de aangifte.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv de opbrengst uit haar defungeringsrechten, op grond van goed koopmansgebruik, in het jaar 2011 had moeten verantwoorden. De afspraken die D en de Belastingdienst hebben gemaakt, brengen hier volgens de rechtbank geen verandering in. In de vso staat namelijk duidelijk dat bij defungeren de rechten in de winst worden opgenomen op het moment van defungeren, en niet op de momenten dat de rechten worden uitbetaald. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 13 juli

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen