Het agrarische bedrijf van belanghebbende, X, ligt binnen een plangebied voor woningbouw. Eind 2006 komt X met de Belastingdienst overeen om de onroerende zaak gezamenlijk te taxeren. X geeft daarbij aan dat hij van plan is om de onderneming eventueel te staken. De Belastingdienst taxeert de onroerende zaak op € 1.589.000 (WEV) en € 139.000 (WEVAB) als rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsplannen. X beëindigt zijn onderneming per 31 december 2006. Op 19 oktober 2007 verkoopt hij drie bouwkavels voor € 1.410.000. In zijn IB-aangifte 2006 verantwoordt X de stakingswinst. De inspecteur verlaagt vervolgens de (stakings)winst van het jaar 2006 ter zake van de bouwkavels met € 788.349 en verhoogt het belastbaar inkomen voor het jaar 2007 van X met de verkoopopbrengst van de bouwkavels. Rechtbank Haarlem oordeelt dat uit de overeenkomst niet voortvloeit dat de bouwkavels per 31 december 2006 tegen de door de taxateurs vast te stellen waarde naar privé worden overgebracht. De rechtbank wijst er hierbij onder andere op dat belanghebbende zelf in zijn aanvraag heeft aangegeven dat er onzekerheden bestaan over een eventuele staking per 31 december 2006. Volgens de rechtbank is er sprake van uit de ondernemingssfeer stammende onzekerheden over de afwikkeling van de bouwkavels, zodat deze tot het verplichte ondernemingsvermogen blijven behoren. Nu de kavels in 2007 zijn verkocht is er in 2007 een einde aan de onzekerheid gekomen, en moet het daarbij behaalde voordeel tot de winst van 2007 worden gerekend. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X de bouwkavels heeft aangehouden in afwachting van een geschikte gelegenheid tot vervreemding. Het hof overweegt daarbij dat X de bouwvergunning voor de – tot zijn ondernemingsvermogen behorende – kavels in zijn hoedanigheid als ondernemer heeft verkregen. Verder wijst het hof er op dat bij de overeenkomst waarbij X de bouwvergunningen verkregen heeft ook was overeengekomen dat X zijn onderneming zou staken. Het hof merkt tevens nog op dat X de bouwkavels ook niet voor eigen gebruik of anderszins voor privédoeleinden heeft willen gebruiken. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2