Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, in navolging van Rechtbank Gelderland, dat de Verordening rioolheffing van de gemeente Ede, anders dan X betoogt, niet onverbindend is. De aanslag is op het juiste bedrag vastgesteld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is gebruiker van twee percelen in de gemeente Ede. De heffingsambtenaar legt hem aanslagen rioolheffing op. X voert onder andere aan dat de opbrengstlimiet is overschreden. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep ongegrond.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2021/793) oordeelt dat de heffingsmaatstaf (het afvoerend oppervlak) op de juiste wijze is berekend. Volgens de definitie is afvoerend oppervlak: de bebouwde en de verharde oppervlakte van het perceel. Het hof volgt de uitleg van de heffingsambtenaar: het is een nevenschikking van de oppervlaktes die tezamen het “afvoerend oppervlak” vormen. Ook kan van objecten die geen water innemen en afvoeren gebruikersheffing worden geheven. X heeft de mogelijkheid om (op enig moment) vanaf dat perceel afvalwater af te (gaan) voeren op het gemeentelijk riool. De gemeente zal met deze mogelijkheid rekening dienen te houden, zodat reeds kosten worden opgeroepen. Het is niet onredelijk dat deze kosten worden verhaald. De opbrengstlimiet is niet overschreden. De heffingsambtenaar neemt de opgeworpen twijfel weg dat bij de voorziening vervangingsinvesteringen baten niet zijn verantwoord of ten onrechte lasten zijn opgevoerd. De heffingsambtenaar heeft ook voldoende onderbouwd dat de kosten van straatvegen terecht voor 1/3e deel als last in aanmerking zijn genomen. De gebruikte methode voor het toerekenen van overhead, als beschreven in de Notitie Overhead van de Commissie BBV van juli 2016, en zoals is vastgelegd in de Financiële verordening, is in beginsel aanvaardbaar.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 29 maart