Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het door X bv voor A bv opgeofferde bedrag terecht op een negatieve waarde heeft vastgesteld. Het begrip ‘eigen vermogen’ uit art. 13d lid 8 Wet VPB 1968 moet namelijk volgens fiscale maatstaven worden uitgelegd.
Belanghebbende, X bv, vormt samen met haar dochtermaatschappij A bv een f.e. voor de VPB. A bv wordt per 1 april 2013 ontvoegd uit de f.e. De inspecteur stelt vervolgens het door X bv voor A bv opgeofferde bedrag op het ontvoegingstijdstip vast op -/- € 679.738. X bv is het hier niet mee eens omdat volgens haar het opgeofferde bedrag ex art. 13d lid 8 Wet VPB 1968 op het ontvoegingstijdstip niet kan worden vastgesteld op een negatieve waarde.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het door X bv voor A bv opgeofferde bedrag terecht op een negatieve waarde heeft vastgesteld. De rechtbank volgt daarbij het standpunt van de inspecteur dat het begrip ‘eigen vermogen’ uit art. art. 13d lid 8 Wet VPB 1968 volgens fiscale maatstaven moet worden uitgelegd, en niet, zoals X bv voorstaat, naar civielrechtelijke maatstaven. Nu het fiscale eigen vermogen negatief is, is het opgeofferde bedrag ook negatief. De rechtbank stelt het opgeofferde bedrag vervolgens nog wel vast op -/- € 179.673, omdat nog rekening moet worden gehouden met een in 2013 gedane kapitaalstorting door X bv.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13d
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 augustus