Belanghebbende, X, is directeur en enig aandeelhouder van A bv. Deze bv houdt in de betreffende jaren alle aandelen in B bv, die een verzekeringsportefeuille exploiteert. In het jaar 2001 is X een eenmanszaak begonnen onder de naam C, een onderneming die diensten aanbiedt op het gebied van juridische bijstand bij het verkrijgen en afhandelen van schadeclaims. In 2007 is bij X een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2002 tot en met 2004. Het personeel stond in het jaar 2001 op de loonlijst bij B bv en de loonkosten werden overgeboekt naar C. Omdat de loonkosten in geen enkele verhouding staan tot de gerealiseerde omzet corrigeert de inspecteur een groot deel van de loonkosten. X en zijn adviseur zijn hiermee destijds akkoord gegaan. Vanaf 2002 zijn twee werknemers in loondienst getreden bij C. Omdat met name de situatie in 2002 en 2003 weinig veranderd lijkt te zijn ten opzichte van 2001 en belastingplichtige niet heeft aangetoond welke werkzaamheden door het personeel daadwerkelijk voor C zijn verricht, kan worden aangenomen dat een deel van de loonkosten zijn gemaakt ten behoeve van B bv. Ook in 2004 en 2005 zijn de loonkosten erg hoog ten opzichte van de behaalde omzet. Volgens de inspecteur had X een deel van de loonkosten moeten doorberekenen aan B bv. Gevolg zijn de in geschil zijnde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en Waz over de jaren 2002 tot en met 2004, waarmee een deel van de loonkosten wordt gecorrigeerd. X komt uiteindelijk in hoger beroep.
Hof Arnhem (MK II, 19 juni 2012, 11/00647 t/m 11/00651) overweegt dat X, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat meer loonkosten dan die welke door de inspecteur zijn aanvaard hun oorzaak vinden in de door X gedreven onderneming onder de naam C. Volgens het hof zien de door X opgevoerde loonkosten in aanzienlijke mate op werkzaamheden verricht ten behoeve van B bv. Het is aan (voorwaardelijk) opzet van X te wijten dat tot een onjuist bedrag aangifte is gedaan. De hoger beroepen van X zijn ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 23 april