Belanghebbende, X, is bestuurder van A bv. A bv exploiteert een rijschool. Op 9 juli 2010 dient A bv een melding van betalingsonmacht in. De ontvanger stelt X vervolgens aansprakelijk voor de door A bv onbetaald gelaten btw-naheffingsaanslagen over de periode eerste kwartaal 2010 tot en met derde kwartaal 2011 en LB-naheffingsaanslagen over de periode mei 2010 tot en met november 2011. Volgens de ontvanger is er namelijk sprake van onbehoorlijk bestuur.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet betalen van de belastingschulden het gevolg is van aan X te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaren, voorafgaande aan het tijdstip van de melding. Volgens het hof hoefde X namelijk niet te begrijpen dat door zijn handelwijze belastingschulden van de vennootschap onbetaald zouden blijven. Het hof overweegt daarbij dat X verwachtte dat de financiële situatie weer zou verbeteren en dat de betalingsachterstand dan wel weer zou worden ingelopen. Het hof acht daarbij van belang dat X deze handelwijze in het verleden al vaker heeft toegepast, en dat de ontvanger daarvan op de hoogte was. Het hof laat vervolgens alleen nog de aansprakelijkstelling voor de verschuldigde btw over het eerste kwartaal van 2010 in stand.
Wetsartikelen: