De Hoge Raad spreekt zich opnieuw uit over de afbakening tussen woningen en niet-woningen in de OZB en de woondelenvrijstelling voor de gebruikersbelasting.
X exploiteert een woonzorgcentrum. In geschil is of dit object voor de OZB moet worden aangemerkt als woning in de zin van art. 220a lid 2 Gemw. De vraag is of de gezamenlijke woonkamers met keukens kwalificeren als delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Hof Den Haag oordeelt dat dit het geval is en past het geschiktheidscriterium toe, maar merkt daarbij op dat het gebruik van deze maatstaf op gespannen voet staat met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad over verpleeg- en verzorgingshuizen, waarin het gebruikscriterium werd toegepast. Advocaat-generaal Wattel vraagt de Hoge Raad om duidelijkheid te geven over de beoordeling of een ruimte een woondeel is voor de afbakening woning/niet-woning in de OZB (art. 220a Gemw), maar ook voor de woondelenvrijstelling van art. 220e Gemw (V-N 2022/2.17).
De Hoge Raad spreekt zich opnieuw uit over de afbakening tussen woningen en niet-woningen in de OZB en de woondelenvrijstelling voor de gebruikersbelasting. Voor de afbakening woning/niet-woning in art. 220a Gemw geldt het volgende. Deze bepaling merkt als woondelen die delen aan die dienen tot woning (I) dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondelen (II). Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat een deel dient tot woning als het naar aard en inrichting bestemd en geschikt is om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen en waarbij de woonfunctie overheersend is ten opzichte van andere functies. Daarbij maakt het niet uit of dat deel feitelijk duurzaam wordt bewoond. Voor delen die niet tot woning dienen, moet vervolgens worden beoordeeld of zij volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden en daarbij speelt het feitelijk gebruik wel een rol. Als bij de toetsing aan art. 220a Gemw de eindconclusie is dat de onroerende zaak een niet-woning is, dan betekent dit dat OZB gebruikersbelasting moet worden betaald. Wel geldt er voor de gebruikersbelasting een vrijstelling voor gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden (de woondelenvrijstelling van art. 220e Gemw). Bij deze toetsing is telkens het feitelijk gebruik bepalend, dus zowel bij de vraag of een gedeelte in hoofdzaak dient tot woning als bij de vraag of een gedeelte in hoofdzaak dienstbaar is aan woondoeleinden. De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van Hof Den Haag in stand kan blijven en verklaart het cassatieberoep van B&W van de gemeente Dordrecht ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 30 mei