Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt bij wijze van tussenuitspraak dat tegen zowel de heer A als tegen de bv’s nog steeds ernstige bezwaren bestaan.
B bv en C bv treden veelvuldig op als gemachtigde in met name BPM-zaken. In de onderhavige zaak (20/00318) treedt C bv op als gemachtigde en dient de heer A namens haar de processtukken in. A en de bv’s zijn eerder door het hof geweigerd als gemachtigde in verband met onnodige beledigingen in de processtukken (zie V-N 2020/24.26.35, V-N 2020/27.35.34 en V-N 2020/28.32.20). Op 30 juni 2020 is het onderhavige hoger beroep gemotiveerd. Deze motivering bevat wederom beledigingen aan het adres van rechterlijke ambtenaren en colleges.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt bij wijze van tussenuitspraak dat tegen zowel A als tegen de bv’s nog steeds ernstige bezwaren bestaan. A pleegt namelijk namens de bv’s zowel schriftelijk als mondeling op te treden. De stukken met beledigingen zijn steeds ondertekend door A. De belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te stellen. Tegen deze tussenuitspraak kan slechts worden opgekomen tegelijk met het beroep in cassatie tegen de einduitspraak (vgl. HR 14 september 2007, 43.294, V-N 2007/44.4).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 7 september