Belanghebbende, X, is melkveehouder. Hij sluit in 1996 een overeenkomst tot verkoop van zijn boerderij met landerijen en aanhorigheden. Volgens de overeenkomst zal de levering plaatsvinden na wijziging van de bestemming van het verkochte, zodanig dat de koper (een projectontwikkelaar) het kan gebruiken voor woningbouw. In de loop van 2007 wordt de bestemming van de percelen gewijzigd in woningbouw, waarna X in december 2007 de percelen levert. De behaalde verkoopwinst valt volgens X volledig in de landbouwvrijstelling, maar de inspecteur berekent de belaste bestemmingswijzigingswinst op basis van het verschil tussen de WEVAB en de verkoopprijs in december 2007 op ruim € 1,3 mln.
Rechtbank Noord-Nederland is het daarmee eens. Er is sprake van een koopovereenkomst onder opschortende voorwaarde, te weten het onherroepelijk worden van de (publiekrechtelijke) bestemming ‘woningbouw'. De vervulling van de voorwaarde heeft in 2007 plaatsgevonden. Dat brengt mee dat de winst die is behaald met de in 2007 gerealiseerde verkoop in het boekjaar 2007/2008 in de heffing dient te worden betrokken overeenkomstig de dan geldende wet- en regelgeving. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 22 oktober