Hof Amsterdam oordeelt dat voor de verhuur van verplaatsbare houten kisten in een opslagloods geen sprake is van de verhuur van een onroerende zaak. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel onder verwijzing naar art. 81 RO.
X verhuurt verplaatsbare houten kisten die hij opslaat in een opslagloods. X verleent ook nog aanvullende diensten die de huurders kunnen afnemen. De huurder heeft de sleutel van de kist, maar heeft geen toegang tot de loods. Op verzoek zet X de kist op een voor de huurder toegankelijke plaats. In geschil is of de BTW-vrijstelling voor de verhuur van onroerende zaken van toepassing is op het ter beschikking stellen van de kisten. X stelt dat sprake is van verhuur van een onroerende zaak. De inspecteur is het daar niet mee eens en legt BTW-naheffingsaanslagen op. Hof Amsterdam oordeelt dat geen sprake is van de verhuur van een onroerende zaak. Het argument van X dat sprake is van een afgebakend deel van een onroerende zaak is niet voldoende, aangezien de exclusieve toegang ziet op de kist en niet op een deel van de loods. Verder is door het verlenen van de aanvullende diensten geen sprake van het passief ter beschikking stellen van een kist. X gaat in cassatie. Advocaat-generaal Ettema adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren, maar spoort de Hoge Raad nog wel aan om zijn rechtspraak over ‘verhuur-plus’ te nuanceren.
De Hoge Raad stelt vast dat het middel niet tot cassatie kan leiden (art. 81 Wet RO). Het middel noopt niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat een nadere motivering niet nodig is.
Lees ook het thema Onroerend goed: vrijgesteld van btw of toch belast?
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11