Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat voor het bepalen van de maatstaf van heffing uitgegaan moet worden van de door de importeur opgegeven catalogusprijs/prijslijstprijs van € 108.000, vóór aftrek van eventuele – individueel bepaalde – kortingen. De aan de opbouw toegekende waarde van 7% is voorts zeker niet te hoog. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

De heer X koopt in Duitsland een kampeerauto van het merk Vario Mobil. De auto is speciaal op zijn bestelling gemaakt. De auto is gebouwd op de chassis-cabine van het merk MAN. In de BPM-aangifte gaat X uit van een netto-catalogusprijs van de kampeerauto van € 83.950, bestaande uit de netto-catalogusprijs van de chassis-cabine van € 73.000 en een verhoging van 15% (€ 10.950) voor de opbouw. Aldus heeft X € 24.660 voldaan. In geschil is of terecht een naheffingsaanslag is opgelegd van € 11.721, gebaseerd op de netto-catalogusprijs van de chassis-cabine van € 108.000 en een verhoging van 15 % (€ 16.200). Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffing terecht is gebaseerd op de officiële netto-catalogusprijs van de chassis-cabine van de Nederlandse importeur. Het maakt niet uit dat in de transportbranche hoge kortingen gebruikelijk zijn. De inspecteur maakt de verhoging van 15% echter niet aannemelijk. Deze verhoging is namelijk gebaseerd op een interne richtlijn van 17 april 1996. Hierin staat dat het prijsverschil tussen chassis/cabine auto's en gesloten bestelauto's volgens een onderzoek 15% is. Dit onderzoek is verouderd en bovendien stelt X onweersproken dat het onderzoek uitsluitend zag op goedkopere auto‘s. In goede justitie wordt de bijtelling voor de opbouw gesteld op 7% van de catalogusprijs. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 7 januari 2016, 15/00641, V-N Vandaag 2016/386) oordeelt dat voor het bepalen van de maatstaf van heffing uitgegaan moet worden van de door de importeur opgegeven catalogusprijs/prijslijstprijs van € 108.000, vóór aftrek van eventuele – individueel bepaalde – kortingen. Er mag niet worden uitgegaan van de waarde van de chassis-cabine sec, doch van de waarde van een zoveel mogelijk met de kampeerauto vergelijkbare gesloten bestelauto/vrachtauto. Om tot de waarde van die gesloten vrachtauto te komen, moet bij de catalogusprijs van de chassis-cabine de waarde van de opbouw, exclusief de recreatieve inrichting, worden opgeteld. De door de rechtbank aan die opbouw toegekende waarde van 7% (€ 7.560) is zeker niet te hoog, gelet op de mededeling van de importeur dat de opbouw kan variëren van € 10.000 tot € 100.000. Het beroep van X is slechts gegrond, omdat de rechtbank de proceskostenvergoeding iets te laag heeft berekend.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9 lid 2

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9 lid 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen