De heer X koopt in Duitsland een kampeerauto van het merk Vario Mobil. De auto is speciaal op zijn bestelling gemaakt. De auto is gebouwd op de chassis-cabine van het merk MAN. In de BPM-aangifte gaat X uit van een netto-catalogusprijs van de kampeerauto van € 83.950, bestaande uit de netto-catalogusprijs van de chassis-cabine van € 73.000 en een verhoging van 15% (€ 10.950) voor de opbouw. Aldus heeft X € 24.660 voldaan. In geschil is of terecht een naheffingsaanslag is opgelegd van € 11.721, gebaseerd op de netto-catalogusprijs van de chassis-cabine van € 108.000 en een verhoging van 15 % (€ 16.200). Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffing terecht is gebaseerd op de officiële netto-catalogusprijs van de chassis-cabine van de Nederlandse importeur. Het maakt niet uit dat in de transportbranche hoge kortingen gebruikelijk zijn. De inspecteur maakt de verhoging van 15% echter niet aannemelijk. Deze verhoging is namelijk gebaseerd op een interne richtlijn van 17 april 1996. Hierin staat dat het prijsverschil tussen chassis/cabine auto's en gesloten bestelauto's volgens een onderzoek 15% is. Dit onderzoek is verouderd en bovendien stelt X onweersproken dat het onderzoek uitsluitend zag op goedkopere auto‘s. In goede justitie wordt de bijtelling voor de opbouw gesteld op 7% van de catalogusprijs. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 7 januari 2016, 15/00641, V-N Vandaag 2016/386) oordeelt dat voor het bepalen van de maatstaf van heffing uitgegaan moet worden van de door de importeur opgegeven catalogusprijs/prijslijstprijs van € 108.000, vóór aftrek van eventuele – individueel bepaalde – kortingen. Er mag niet worden uitgegaan van de waarde van de chassis-cabine sec, doch van de waarde van een zoveel mogelijk met de kampeerauto vergelijkbare gesloten bestelauto/vrachtauto. Om tot de waarde van die gesloten vrachtauto te komen, moet bij de catalogusprijs van de chassis-cabine de waarde van de opbouw, exclusief de recreatieve inrichting, worden opgeteld. De door de rechtbank aan die opbouw toegekende waarde van 7% (€ 7.560) is zeker niet te hoog, gelet op de mededeling van de importeur dat de opbouw kan variëren van € 10.000 tot € 100.000. Het beroep van X is slechts gegrond, omdat de rechtbank de proceskostenvergoeding iets te laag heeft berekend.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9 lid 2
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9 lid 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 21 oktober