Belanghebbende, X, krijgt over de jaren 2001 t/m 2006 (navorderings)aanslagen IB/PVV opgelegd verhoogd met een vergrijpboete. De belastingdienst ontvangt in 2007 een renseignement van de Duitse autoriteiten over een door de echtgenoot van X, de heer Y, aangehouden bankrekening. Y neemt op 26 januari 2004 het saldo van € 262.450 op, en heft de bankrekening op. De inspecteur legt Y navorderingsaanslagen op omdat hij in de aangiften IB/PVV en vermogensbelasting geen opgave heeft gedaan van de saldi van de bankrekening. Omdat Y op 14 mei 2011 is overleden, zal de inspecteur de bij de aanslagen opgelegde boetebeschikkingen ambtshalve vernietigen. De inspecteur legt aan X over de jaren 2001 t/m 2003 navorderingsaanslagen IB/PVV op omdat X de banksaldi niet in de aangiften heeft vermeld. En over de jaren 2004 t/m 2006 legt hij navorderingsaanslagen op omdat in de aangiften geen melding is gemaakt van het na opheffing van de Duitse bankrekening vrijgekomen tegoed. De inspecteur stelt dat de vrijgekomen gelden elders buiten het zicht van de belastingdienst zijn gestald. Hij legt X vergrijpboeten op van 100%, waarbij hij de boeten over de jaren 2001 t/m 2003 verlaagt naar 50% omdat X over deze jaren meewerkt aan het onderzoek. In geschil is of de boeten terecht aan X zijn opgelegd. Rechtbank Haarlem stelt vast dat de inspecteur de helft van de rendementsgrondslag op grond van artikel 2.17 Wet IB 2001 aan X toerekent. De toerekening houdt volgens de rechtbank echter niet in dat X opzet of grove schuld kan worden verweten. X stelt dat zij niet wist van het bestaan van de Duitse bankrekening. De inspecteur noemt geen concrete feiten of omstandigheden waarmee opzet of grove schuld van X voor het verzwijgen van het aanhouden van de Duitse bankrekening aannemelijk wordt. Verder is er geen sprake van buitensporig grote uitgaven na opheffing van die bankrekening zodat X ook in dat opzicht geen opzet of grove schuld kan worden verweten. Gesteld noch gebleken is verder dat X na opheffing van de bankrekening anderszins bekend kon zijn met de onderhavige gelden. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en vernietigt de boetebeschikkingen.
Gerelateerde artikelen
Rechtsherstel voor te hoog vastgesteld inkomen uit sparen en beleggen
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van X en haar partner voor 2021 te hoog is vastgesteld. De rechtbank biedt rechtsherstel door het voordeel uit sparen en beleggen vast te stellen op het werkelijke rendement.
Geen verschoonbare termijnoverschrijding voor te laat ingediende keuze partiële buitenlandse belastingplicht
Hof Amsterdam oordeelt dat de keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht te laat is ingediend, waardoor herziening niet meer mogelijk is. De aanslagen staan onherroepelijk vast en er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
ChristenUnie: voer een tijdelijke vermogensbelasting in om problemen tegenbewijsregeling te voorkomen
Tweede Kamerlid Pieter Grinwis van de ChristenUnie pleit voor een tijdelijke vermogensbelasting van 1,2 procent om te voorkomen dat de Belastingdienst wordt opgezadeld met de uitvoering van een tegenbewijsregeling in box 3 waarvoor maar liefst 1757 fte nodig zijn. "Zet die mankracht alsjeblieft in voor het hervormen van het belasting- en toeslagenstelsel. Een vermogensbelasting is met een paar ambtenaren uit te voeren", zegt Grinwis in het Reformatorisch Dagblad.
Kennisgroepstandpunt: liquidatiepreferente aandelen vormen aparte soort in de zin van art. 4.7 Wet IB 2001
Aandelen waarvan de houder bij liquidatie of verkoop van de vennootschap als eerste het op die aandelen gestorte kapitaal terugkrijgt (liquidatiepreferente aandelen) vormen een aparte soort in de zin van art. 4.7 Wet IB 2001. Dit volgt uit een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.
Keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht is te laat gemaakt
Hof Amsterdam oordeelt dat een keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht alleen kan worden gemaakt en herzien zolang de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst op een recent arrest van de Hoge Raad.
Wet rechtsherstel box 3 niet van toepassing als berekening leidt tot hoger voordeel uit sparen en beleggen
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Wet rechtsherstel box 3 niet van toepassing is als deze leidt tot een hoger voordeel uit sparen en beleggen dan op grond van art. 5.2 Wet IB 2001.
Geen lagere IB-aanslag ondanks overheidssubsidies voor fossiele brandstoffen
Hof Amsterdam oordeelt dat X geen recht heeft op vermindering van zijn aanslag IB/PVV 2020, ondanks dat de overheid jaarlijks ongeveer 5% van de rijksbegroting zou besteden aan subsidiëring van fossiele brandstoffen.