Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de rechtbank op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat de heer X ter zake van de eigen opties niet te goeder trouw was en zich dus niet kan disculperen.

Belanghebbende, de heer X, is vanaf 1993 tot 2001 werkzaam als Chief Executive Officer (CEO). Zijn beursgenoteerde werkgever, A nv, kent aan hem opties toe. A nv gaat in 2001 failliet. In geschil is of X terecht voor ruim € 2 miljoen aansprakelijk is gesteld voor de niet ingehouden loonheffing die op zijn loon betrekking heeft. Rechtbank Breda oordeelt dat de aansprakelijkstelling terecht is, ondanks dat de optievoordelen ook gewoon in de IB-sfeer bij X belast hadden kunnen worden. Aangezien de aansprakelijkstelling op diverse punten niet correct is, wordt deze verminderd tot € 164.309. Partijen gaan in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch verwijst de zaak. Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat X ter zake niet te goeder trouw was en zich dus niet kan disculperen. Er kan geen omkering en verzwaring van het bewijs plaatsvinden. Zo is niet aannemelijk geworden dat door A nv op inlichtingenverzoeken niet of onvoldoende zou zijn gereageerd en dat geen inzage is gegeven in de correspondentie tussen haar controller en X. Er kan dus in het midden blijven of het aan X is te wijten dat A nv niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De ontvanger beroept zich vergeefs op interne compensatie ten aanzien van de optiecontracten die pas later zijn ontdekt en niet in de onderhavige naheffingsaanslagen zijn begrepen. Zowel het beroep van X als het incidentele  beroep van de ontvanger zijn ongegrond. X claimt wel terecht een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 49

Invorderingswet 1990 38

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting, Invordering

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 16 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen