X BV sluit in 2017 met de gemeente Den Haag een overeenkomst met betrekking tot de Noordboulevard Scheveningen. Dit betreft de nieuwbouw en uitbreiding van de horecastrip aan de Noordboulevard en specifiek een nieuw door X BV te bouwen paviljoen. Omdat de grond waarop het paviljoen gebouwd gaat worden nog in eigendom van de Staat is, sluiten X BV en de gemeente uiteindelijk een ondererfpachtovereenkomst. Het perceel wordt op 27 augustus 2019 door de gemeente aan X BV als bouwterrein in gebruik gegeven. Op 8 juni 2020 wordt uiteindelijk een recht van erfpacht gevestigd door de Staat ten gunste van de gemeente. Het ondererfpachtrecht ten gunste van X BV wordt op 20 december 2021 gevestigd. De optie voor BTW-belaste verhuur wordt door de inspecteur geweigerd, omdat de optie pas is aangevraagd nadat het object reeds in gebruik is genomen. Verder hebben partijen volgens de inspecteur niet gehandeld alsof de tijdelijke ondererfpacht belast zou zijn met BTW. De inspecteur is verder van mening dat X BV op 27 augustus 2019 al de economische eigendom heeft verkregen en dus overdrachtsbelasting is verschuldigd. X BV heeft het perceel namelijk al vóór de juridische vestiging van het ondererfpachtrecht in gebruik gekregen en daardoor de mogelijkheid gekregen om alvast te beginnen met de bouw van het paviljoen op de toen nog in (onder)erfpacht uit te geven grond. X BV is van mening dat zij op 27 augustus 2019 niet de economische eigendom van het perceel heeft verkregen.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur terecht overdrachtsbelasting van X BV heft in verband met de verkrijging van het perceel aan de Noordboulevard Scheveningen. X BV heeft namelijk op 27 augustus 2019 niet uitsluitend een recht op levering verkregen, maar ook het recht op het feitelijke gebruik. Op 27 augustus 2019 is dan ook méér belang op X BV overgegaan dan enkel het recht op levering van een (toekomstig) erfpachtrecht. Een en ander houdt volgens de rechtbank in dat X BV op 27 augustus 2019 de economische eigendom als bedoeld in art. 2 lid 2 Wet BRV heeft verkregen. De samenloopvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel a Wet BRV is niet van toepassing. Daarbij wordt het beroep van X BV op het Samenloopbesluit verworpen omdat niet aan alle voorwaarden uit dat Besluit wordt voldaan.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 2
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 30 december
Informatiesoort: VN Vandaag