Aan X wordt bij notariële akte van 6 juni 2011 een woning geleverd. De te betalen overdrachtsbelasting bedraagt 6%. Volgens X vormt de heffing van overdrachtsbelasting inbreuk op het recht van eigendom als bedoeld in het Handvest van de grondrechten van de EU. Verder stelt hij dat het met ingang van 15 juni 2011 verlaagde tarief van 2% ook in zijn geval van toepassing is. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het verlaagde tarief van 2% niet van toepassing is op de verkrijging van de woning door X. Volgens de rechtbank is er namelijk geen strijd met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank overweegt hierbij dat de tariefsverlaging vanaf 15 juni 2011 voor alle belaste verkrijgingen van woningen geldt. Hieraan doet ook niet af dat terugwerkende kracht aan de verlaging is verleend. Verder merkt de rechtbank nog op dat het Handvest niet van toepassing is op de casus van X. Het beroep van X is ongegrond.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 11 maart 2014, 13/00564 en 13/00565, V-N 2014/27.1.3) oordeelt dat de heffing van overdrachtsbelasting niet aan het Handvest kan worden getoetst. Het hof overweegt hierbij dat de nationale heffing van overdrachtsbelasting niet binnen het toepassingsgebied van het EU-recht valt. Ook tast art. 1 Eerste Protocol EVRM volgens het hof niet het recht van Nederland aan om belasting te heffen, mits daarbij de in het EVRM gegarandeerde rechten worden gerespecteerd. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 november