Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht de renteaftrek voor een familielening heeft gecorrigeerd omdat de overeengekomen rente onzakelijk hoog is.
X en zijn echtgenote kopen in 2018 een woning voor € 415.000. De aankoop is deels gefinancierd met een lening van € 350.000 bij X’ schoonvader. Het gaat om een annuïteitenlening met een looptijd van dertig jaar, een rentevastperiode van vijf jaar met een rente van 7,3%. Er is geen (hypothecaire) zekerheid gesteld. In 2018 bedraagt X’ loon € 75.950. X en zijn partner hebben op 1 januari 2018 een vermogen van € 123.508. X en zijn partner rekenen de belastbare inkomsten uit eigen woning in de aangiften IB/PVV 2018 aan X toe. De inspecteur weigert de geclaimde renteaftrek deels omdat hij de overeengekomen rente onzakelijk hoog acht. In geschil is de hoogte van de renteaftrek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht de renteaftrek heeft gecorrigeerd. De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat bij bancaire financiering 2,15% rente verschuldigd zou zijn geweest. Omdat sprake is van een particuliere lening zonder hypothecaire zekerheid heeft de inspecteur een rente van 2,75% als zakelijk aangemerkt. De rechtbank acht dit gezien de feiten en omstandigheden van dit geval redelijk. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.119a
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 30 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag
Focus: Focus