V is in België tot 30 september 2007 werkzaam als advocaat. Het advocatenkantoor waarvoor hij werkt, wordt op 30 september 2007 vereffend. V wordt vervolgens als een van de vereffenaars van het kantoor aangesteld. V gaat per 1 oktober 2007 werken voor een in Luxemburg gevestigde vennootschap. Naar aanleiding van een onderzoek van het Belgische Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen wordt V vanaf 1 oktober 2007 aangemerkt als verzekeringsplichtige in bijberoep voor de inkomsten die hij in 2008, 2009 en 2010 heeft ontvangen als vereffenaar. V moet daarom € 35.000 aan sociale bijdragen en verhogingen betalen. V is het daar niet mee eens. Hij is van mening dat hij alleen in Luxemburg verzekeringsplichtig is, en niet ook nog in België. België beroept zich op de overgangsbepaling uit EG-verordening nr. 883/2004 (art. 87 lid 8), die dubbele verzekeringsplicht toestaat. De Belgische rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat V geen uitdrukkelijke aanvraag hoeft in te dienen om aan de wetgeving onderworpen te zijn die van toepassing is op grond van verordening nr. 883/2004. Het Hof van Justitie EU overweegt daarbij dat EG-verordening nr. 883/2004 juist is ingevoerd om er voor te zorgen dat slechts de wetgeving van één land van toepassing is. Vervolgens merkt het Hof van Justitie EU op dat de Luxemburgse wetgeving op grond van art. 13 lid 3 EG-verordening nr. 883/2004 op V van toepassing is, en dat de overgangsbepaling dan niet van toepassing is.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Premieheffing, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 7 juni