Belanghebbende, X bv, is houder van een inrichting tot het verwerken van afvalstoffen. In geschil is of zij recht heeft op teruggaaf van afvalstoffenbelasting op basis van de overgangsregeling in verband met de afschaffing van deze belasting per 1 januari 2012. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat dit niet het geval is. Naar haar bewoordingen is de overgangsregeling alleen van toepassing op afvalstoffen die niet gestort zijn en die dat ook nooit zijn geweest. Volgens het hof blijkt uit de wetsgeschiedenis niet dat de wetgever een zodanig ruime overgangsregeling heeft willen treffen dat een teruggaaf zou gelden voor reeds gestorte afvalstoffen (zoals die van X bv) waarvan enkel wordt gesteld dat deze de inrichting zullen verlaten. Dit zou immers leiden tot een veel verdergaand recht op teruggaaf dan waarop recht bestond onder de wettelijke regeling tot 1 januari 2012. De wetgever heeft een regeling willen treffen voor afvalstoffen die wel reeds voor 31 december 2011 aan de inrichting waren afgegeven, en waarover dus afvalstoffenbelasting verschuldigd was geworden, maar waarvan op dat moment reeds vaststond dat deze niet gestort zouden gaan worden omdat ze de inrichting weer zouden verlaten. Het hof verwerpt het beroep van X bv op art. 1 Eerste Protocol EVRM.
Volgens Advocaat-Generaal Ettema is de afschaffing van de afvalstoffenbelasting (en de herinvoering daarvan per 1 april 2014) en de bijbehorende overgangsregeling niet in strijd met art. 1 Eerste Procotol EVRM. De A-G concludeert dat het voorwaardelijke recht op teruggaaf van afvalstoffenbelasting niet kan worden beschouwd als eigendom als bedoeld in art. 1 Eerste Protocol EVRM. Het afval zelf kan wel worden aangemerkt als eigendom, doch op dat eigendomsrecht wordt volgens de A-G geen inbreuk gemaakt. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X bv te verwerpen.
Wetsartikelen:
Wet belastingen op milieugrondslag 27
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Milieuheffingen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 1 februari