Rechtbank Gelderland oordeelt dat alle informatie vrijwillig door X is verstrekt, zodat bewijsuitsluiting niet aan de orde is. In de brieven van de inspecteur na de inkeer is niet verwezen naar de informatieverplichting van art. 47 AWR.
X en zijn echtgenote wonen vanaf eind 1997 in het buitenland. Vanaf augustus 2002 wonen ze weer in Nederland. X werkt als IT-adviseur in opdracht van een Deense partij voor klanten in Noorwegen. Zijn facturen worden betaald op bankrekeningen op Jersey. In 2009 richt X een BV op. Medio 2016 doen X en zijn echtgenote een inkeermelding voor de inkomsten uit arbeid en de bankrekeningen op Jersey. Vervolgens zijn navorderingsaanslagen in de IB-sfeer en vergrijpboeten wegens opzet opgelegd. Niet in geschil is dat de bezwaren voor 2010, 2011 en 2012 wegens termijnoverschrijding terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. X stelt dat de door hem verstrekte informatie als bewijs voor de boeten moet worden uitgesloten (arrest EHRM 4 oktober 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:1004JUD005834215, De Legé, V-N 2023/15.16).
Rechtbank Gelderland oordeelt dat alle informatie vrijwillig is verstrekt, zodat bewijsuitsluiting niet aan de orde is. In de brieven van de inspecteur na de inkeer is niet verwezen naar de informatieverplichting van art. 47 AWR en ook voor het overige is geen enkele vorm van dwang uitgeoefend. Bovendien gaat het om wilsonafhankelijke stukken, waarvan de inspecteur wist dat die bestonden. Voor 2005 tot en met 2007 kan X alleen grove schuld worden verweten. Het is namelijk niet volledig uit te sluiten dat X in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat de inkomsten van buitenlandse opdrachtgevers en betaald op een buitenlandse bankrekening niet in de Nederlandse belastingheffing hoefden te worden betrokken en daarom niet om uitreiking van een aangifte hoefde te worden verzocht. Voor 2008 is opzet wel overtuigend bewezen, omdat X voor dat jaar wel is uitgenodigd tot het doen van aangifte en een onjuiste aangifte is ingediend. De inkeermelding heeft als een strafverminderende omstandigheid te gelden. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn is voorts een matiging van 20% geboden, wat resulteert in de volgende boeten: € 8865 (2005), € 13.294 (2006), € 13.730 (2007) en € 17.649 (2008).
Lees ook het thema De inkeerregeling.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 17 april
Informatiesoort: VN Vandaag