De Hoge Raad oordeelt dat de heer X niet alleen door de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag NL-VK wordt geconfronteerd met een gewijzigde heffing met betrekking tot zijn overheidspensioen uit het VK, maar door zijn verhuizing naar Nederland. Op die situatie ziet de overgangsregeling echter niet.
De heer X woont vanaf 2013 in Nederland en heeft de Britse nationaliteit. X heeft in het verleden pensioenrechten in het Verenigd Koninkrijk (VK) opgebouwd. De eerste betaling van dit pensioen is in augustus 2012 door hem ontvangen. Er is in geschil of de overgangsbepaling voor overheidspensioenen van het Verdrag NL-VK 2008 van toepassing is. Dit verdrag is op 25 december 2010 in werking getreden. In geschil is de IB-aanslag over 2014. Volgens Hof Amsterdam zijn de pensioeninkomsten in Nederland belastbaar, omdat X de eerste betaling na de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag heeft ontvangen. X stelt in cassatie dat het VK op grond van de overgangsbepaling het heffingsrecht heeft. Op grond van die regeling kan iemand, die onmiddellijk voor de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag betalingen ontving, besluiten dat hierop de bepalingen van het eerdere verdrag van toepassing blijven.
De Hoge Raad oordeelt dat X niet alleen door de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag wordt geconfronteerd met een gewijzigde heffing met betrekking tot zijn overheidspensioen, maar door zijn verhuizing naar Nederland. Op die situatie ziet de overgangsregeling echter niet. Het oordeel van het hof dat de overgangsregeling niet van toepassing is, geeft dus geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Pensioenen, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 30 september