De heer X woont sinds 2013 in Nederland en heeft pensioenrechten in het Verenigd Koninkrijk (VK) opgebouwd. X heeft op 11 februari 2010 met terugwerkende kracht recht op overheidspensioen gekregen, maar de eerste betaling wordt pas in augustus 2012 ontvangen. Er is met name in geschil of de overgangsbepaling voor overheidspensioen van het Verdrag NL-VK 2008 van toepassing is. Dit verdrag is op 25 december 2010 in werking getreden. Volgens Hof Amsterdam zijn de pensioeninkomsten in Nederland belastbaar, aangezien X de eerste betaling na de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag heeft ontvangen. X stelt in cassatie dat het VK op grond van de overgangsbepaling het heffingsrecht heeft.
Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat alsnog onderzocht moet worden of het pensioen op 11 februari 2010 vorderbaar en inbaar is geworden. De A-G acht de grammaticale uitleg van de overgangsregeling niet in lijn met de context en de strekking van die regeling. De verdragsluitende partijen wilden namelijk vermijden dat de genieter van een ingegaan pensioen door het nieuwe verdrag zou worden geconfronteerd met overgang van heffing van de ene staat naar de andere. De voorwaarde moet daarom zo worden uitgelegd dat de betalingen naar nationaal recht moeten zijn ‘genoten’ vóór 25 december 2010, zoals door vorderbaar en inbaar te zijn. De A-G concludeert in zoverre tot gegrondverklaring van het beroep van X en tot verwijzing van het geschil.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 17 juni