Of de bestaande middelen in de Faillissementswet nog steeds voldoende zijn om de positie van de verschillende betrokkenen in een faillissement in evenwicht te houden, wordt besproken met vertegenwoordigers uit de praktijk. Dat antwoordt minister Dekker voor Rechtsbescherming op Kamervragen van de leden Van Nispen en Leijten (beiden SP) over de sterke rechtspositie van banken in het geval van insolventie.

De consultatie gebeurt in het kader van het laatste wetsvoorstel in de reorganisatiepijler van het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht. De mogelijkheid van een afkoelingsperiode voor pandhouders in faillissement is een onderwerp dat ook met vertegenwoordigers uit de praktijk wordt besproken. Voorwaarde is wel dat voor eventuele aanpassingen voldoende draagvlak bestaat.

De minister verwacht binnenkort het wetsvoorstel homologatie onderhands akkoord voor te leggen aan de Ministerraad. Hierin kan de rechtbank een onderhands akkoord tussen een in ernstig financiële problemen verkerende onderneming en zijn schuldeisers en aandeelhouders goedkeuren. De voorgenomen opheffing van verpandingsverboden en de introductie van een onderhands akkoord ter voorkoming van faillissement hebben geen directe gevolgen voor de rechtspositie van banken in een faillissement dan wel de verhaalspositie van de overheid (Belastingdienst en UWV).

Per 1 januari 2013 is door middel van reparatiewetgeving het bodem(voor)recht versterkt met de invoering van een meldingsregeling voor de pandhouder of andere derden. Hiermee moet uitholling van het bijzondere voorrecht c.q. de preferentie van de fiscus (bodem(voor)recht) worden voorkomen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Fiscaal ondernemingsrecht

Regelgevende instantie: Ministerie van Justitie en Veiligheid

Editie: 31 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen