Belanghebbende, X, ontvangt in 2007 een overlijdensschadevergoeding van € 393.909 in verband met het overlijden van zijn partner in 1998 door een fataal ongeluk. Deze schadevergoeding staat deels op een spaarrekening en is deels belegd in aandelen en obligaties. In geschil is onder meer of de overlijdensschadevergoeding voor de jaren 2017 tot en met 2019 tot de rendementsgrondslag van box 3 behoort en of de belastingheffing over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in strijd is met artikel 1 EP en artikel 14 EVRM.
Hof Den Haag oordeelt dat de overlijdensschade-uitkering in de wet niet is vrijgesteld van de rendementsgrondslag van box 3. Conform het kerstarrest is de heffing van box 3 op stelselniveau strijdig met artikel 1 EP en artikel 14 EVRM indien de heffing hoger is dan het werkelijk rendement. Daarom worden slechts de aanslagen 2017 en 2018 verminderd. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3