De inspecteur legt de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 op aan X. X gaat tegen beide aanslagen in beroep. Het beroep tegen de aanslag over 2015 wordt gegrond verklaard, het beroep tegen de aanslag over 2016 niet-ontvankelijk. X gaat in hoger beroep. In hoger beroep is in geschil of terecht griffierecht is geheven van zowel belanghebbende als van haar echtgenoot, bij de aanslag IB/PVV 2015 terecht een deel specifieke zorgkosten is afgewezen, voor de aanslag IB/PVV 2016 terecht een deel specifieke zorgkosten is afgewezen en of de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn juist is vastgesteld.
Hof 's-Hertogenbosch is allereerst van oordeel dat er terecht afzonderlijk griffierecht is geheven, nu de beroepschriften afzonderlijk zijn ingediend en niet zijn gericht tot hetzelfde besluit. Voorts acht het hof aannemelijk dat de aandoening van de echtgenoot een ziekte is in de zin van art. 6.17 lid 1 Wet IB 2001, aangezien het overmatig zweten een beperking en belemmering teweeg kan brengen in het dagelijks/normale functioneren. De inspecteur heeft hier de aftrek ten onrechte niet toegelaten. De overige kosten van de chiropractor zijn terecht niet afgetrokken. De aftrek voor leefvervoer is deels wel toegelaten. Het beroep tegen de aanslag van 2016 is terecht niet-ontvankelijk verklaard, nu hier de bezwaartermijn overschreden is en er derhalve een verzoek tot ambtshalve vermindering is gedaan. Hier dient bezwaar tegen gemaakt te worden alvorens in beroep te gaan. Tot slot is het hof van oordeel dat de rechtbank de schadevergoeding juist heeft vastgesteld voor de overschrijding van de redelijke termijn tijdens de bezwaarfase.
Het hoger beroep is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 19 juli