Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de box 3-heffing voor X en Y niet een individuele en buitensporige last vormt. De enkele omstandigheid dat het werkelijke rendement lager is dan de box 3-belasting levert nog niet een buitensporige last op.

X en Y zijn het niet eens met de box 3-heffing die zij over hun vermogen moeten betalen. Daarbij wijzen zij er op dat zij € 350 aan belasting moeten betalen terwijl zij slechts € 79 aan inkomsten uit hun vermogen hebben genoten. Er is volgens hen daarom sprake van een individuele en buitensporige last.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de box 3-heffing voor X en Y niet een individuele en buitensporige last vormt. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de enkele omstandigheid dat het werkelijke rendement lager is dan de box 3-belasting nog niet een buitensporige last oplevert. Van belang is of X en Y – gelet op hun inkomen – moeten interen op hun vermogen om de box 3-belasting te kunnen betalen. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat het moeten betalen van het ‘overschot’ van € 271 (€ 350 - € 79) aan box 3-heffing uit het netto besteedbaar inkomen van € 41.090 niet een zodanig laag inkomen oplevert dat daardoor op het vermogen moet worden ingeteerd. Het beroep is ongegrond.

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 19 november

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen