Belanghebbende, X bv, verschilt met de heffingsambtenaar van de gemeente Rijswijk van mening over haar belastingplicht voor de precariobelasting. Hof 's-Gravenhage verklaart het hoger beroep van de gemeente ongegrond en stelt X bv in het gelijk. Met het oog op mogelijke overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in de bezwaar- en de beroepsfase worden de Minister van Veiligheid en Justitie en de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een veroordeling tot vergoeding van immateriële schade.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de bezwaarfase 4 jaar en 9 maanden te lang heeft geduurd maar dat niet de gehele termijnoverschrijding aan de gemeente kan worden toegerekend. De heffingsambtenaar heeft – zonder een goede reden - ruim een jaar gewacht voordat hij heeft voldaan aan het verzoek van X bv om het bezwaar door te sturen naar de rechtbank. De resterende termijnoverschrijding van 3 jaar en 9 maanden verdeelt het hof over beide partijen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat X bv niet bij de gemeente heeft aangedrongen om tempo te maken of op andere wijze ongenoegen over de vertraging kenbaar heeft gemaakt. Conclusie is dat de gemeente verantwoordelijk is voor een overschrijding van (afgerond) 2 jaar. In de beroepsfase bedraagt de termijnoverschrijding één jaar. Het hof veroordeelt de Staat, het ministerie van veiligheid en justitie, tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000 voor de overschrijding in de rechterlijke fase en de heffingsambtenaar tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.000 voor de overschrijding in bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73