X doet in juni 2010 BPM-aangifte voor een nieuwe en ongebruikte Audi A5 Coupé. Volgens de aangifte is het een 2.0 FTSI 155kW Multitronic Pro Line S. In geschil is de naheffingsaanslag vanwege extra accessoires en opties. Volgens de inspecteur is de auto een gewone 2.0 TFSI. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn heeft X wel recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.000. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de redelijke termijn fors is overschreden aangezien het bezwaar van X door de inspecteur per abuis is meegenomen in de afhandeling van de massaal ingediende bezwaarschriften tegen de belastingheffing van gebruikte personenauto's. X krijgt daarom een immateriële schadevergoeding van € 2.500. Voor wat betreft de hoogte van de BPM wordt vastgesteld dat de auto een 2.0 TSFI uitvoering is, ondanks de aflevering van enkele extra opties en/of accessoires uit het Pro Line S pakket. Het is voorts niet relevant in hoeverre de door X voldane BPM zich verhoudt tot het restant aan BPM dat nog drukt op vergelijkbare, reeds in Nederland geregistreerde (referentie)auto's. Bij een eerste registratie van een nieuw en ongebruikte voertuig zoals de onderhavige speelt dit namelijk niet. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 11 juli