Hof Den Haag oordeelt dat de stelling dat de waarde van woningen vanwege de lage rente kunstmatig hoog is, geen aanleiding is om de WOZ-waarde van de woning te verlagen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X is bewoner van een woning die wordt gehuurd door zijn bv en aan X ter beschikking wordt gesteld. In eerste instantie is de ontvankelijkheid van het bezwaar in geschil, maar nadat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat X als huurder procesbelang heeft (HR 20 maart 2020, 19/03552, V-N 2020/15.18), gaat het vervolgens inhoudelijk om de rechtmatigheid van de WOZ-beschikking. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de gemeente de eigenaren van de woning in de gelegenheid had moeten stellen zich uit te laten over de hoogte van de WOZ-waarde. Dit is niet gebeurd, maar de rechtbank verbindt hieraan geen consequenties, aangezien de eigenaren in beroep een herkansing hebben gekregen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De waarde van de woning is terecht vastgesteld door middel van de vergelijkingsmethode en is niet te hoog vastgesteld.
Hof Den Haag (V-N 2022/18.1.4) oordeelt dat X' stelling dat de waarde van woningen vanwege de lage rente kunstmatig hoog is, geen aanleiding is om de WOZ-waarde van de woning te verlagen. De waarde van de woning is, nadat deze in beroep is verminderd, niet te hoog vastgesteld. Het hof kent X een immateriële schadevergoeding toe vanwege overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar voor de beroepsfase, inclusief de duur van de verzetprocedure. De duur van de cassatieprocedure is afzonderlijk in aanmerking genomen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 18 april