Volgens Rechtbank Noord-Holland is parkeren na logies in een hotel een zelfstandige prestatie. De gemiddelde consument onderkent een economisch doel. De goedkeuring uit de toelichting Tabel I geldt niet buiten het verblijf. De vergoeding moet op basis van marktwaarde worden gesplitst.

Een hotel bij Schiphol biedt arrangementen aan met logies, shuttlebus naar en van de luchthaven en parkeren tot 31 dagen na het verblijf. Hiervoor wordt één vergoeding berekend, waarbij het lage BTW-tarief wordt toegepast. Na een boekenonderzoek zijn naheffingsaanslagen BTW opgelegd in verband met de ‘parkeeromzet’. Daarbij is de meerprijs van het arrangement ten opzichte van de prijs voor enkel logies vastgesteld. Belanghebbende heeft dit bedrag in de boekhouding als ‘parkeeromzet’ verwerkt.

Volgens Rechtbank Noord-Holland is bij het arrangement sprake van verschillende te onderscheiden prestaties. Kunnen parkeren vlakbij Schiphol tijdens een vliegreis is een aannemelijk economisch doel voor de gemiddelde afnemer. De visie van de modale consument is daarbij leidend, en niet die van belanghebbende. Belanghebbende slaagt ook niet in haar beroep op de besluiten van de Staatssecretaris van Financiën van 27 oktober 2011, nr. BLKB 2011/26M (V-N 2011/63.19.1) en 4 september 2014, nr. BLKB 2014/123M (V-N 2014/52.15). Hierin staat dat parkeren bij logiesverstrekking meeloopt in het lage tarief. Dit goedkeurende beleid moet beperkt worden uitgelegd en kan niet gelden buiten het verblijf om, zoals in casu.

De vergoeding moet op basis van marktwaarde worden gesplitst, tenzij de werkelijke kosten de samenstelling van de prestaties getrouw weergeeft. Dat volgt uit HvJ EG 6 oktober 2005, C-291/03 (My Travel; V-N 2005/58.23). Dit is dus geen vrije keus voor de ondernemer, zoals werd geoordeeld in HR 23 februari 2007 (V-N 2007/12.20). De aan parkeren en vervoer toegerekende vergoeding is gesteld op de meerprijs ten opzichte van alleen logies. Daarop is een redelijke vergoeding aan het vervoer toegerekend. Het bedrag dat voor parkeren – tegen algemeen BTW-tarief – overblijft, is volgens de rechtbank aanzienlijk lager dan de marktwaarde. Daarmee is belanghebbende dus in het voordeel. Voor de werkelijke kosten heeft belanghebbende de kosten voor shuttlevervoer en parkeren onvoldoende of onjuist berekend en in het geheel geen kosten voor logies ingebracht. De werkelijke kosten zijn dan ook niet bruikbaar. De naheffingsaanslag blijft daarmee in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 4

Wet inkomstenbelasting 2001 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 20 oktober

63

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen