De Hoge Raad oordeelt dat X IB-ondernemer is. X maakt namelijk aannemelijk dat hij rechtstreeks verbonden wordt voor verbintenissen van de onderneming.

Belanghebbende, X, neemt voor 3,43% deel in het besloten fonds voor gemene rekening A. A exploiteert een bulk carrier. A koopt op 30 december 2010 een schip in aanbouw. Medio 2011 wordt het schip opgeleverd. X brengt vervolgens zijn participatie in A in een bv in. Hij verzoekt de inspecteur een beschikking geruisloze inbreng af te geven. De inspecteur is echter van mening dat X geen ondernemer is en weigert de gevraagde beschikking af te geven. In geschil is uiteindelijk of X rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X IB-ondernemer is. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat A als ‘openbaar' moet worden aangemerkt, zodat de participanten in A rechtstreeks worden verbonden door verbintenissen die A is aangegaan. Het hof is het dan ook eens met de rechtbank dat X, evenals de andere participanten in A, als ondernemer kan worden aangemerkt. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof. Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof, dat X rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen van de onderneming van het fonds, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.65

Wet inkomstenbelasting 2001 3.4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen