X heeft met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten betreffende de jaren 2006 t/m 2009. In geschil is of X daaraan gebonden is.
Hof Den Haag (MK I, 29 juli 2015, BK-14/01573 t/m BK-14/01579, V-N 2015/53.1.1) bevestigt het oordeel van Rechtbank Den Haag dat de inspecteur bij de uitspraken op bezwaar op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de vaststellingsovereenkomst. Uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst blijkt, zo oordeelde de rechtbank, dat deze is gesloten om de geschillen over de daarin expliciet vermelde aanslagen voor de jaren 2006 t/m 2009 te beëindigen. Anders dan X meent, volgt daaruit niet dat alle niet in de vaststellingsovereenkomst genoemde aanslagen die betrekking hebben op deze jaren moeten worden vernietigd. Dit is slechts anders als dit expliciet in de vaststellingsovereenkomst zou zijn overeengekomen, hetgeen in onderhavig geval niet zo is. De rechtbank stelt verder vast dat met de verschillende uitspraken op bezwaar en verminderingsbeschikkingen, de belasting en boetebedragen volledig in overeenstemming zijn gebracht met hetgeen in de vaststellingsovereenkomst door partijen is afgesproken. De inspecteur heeft daarmee volledig uitvoering gegeven aan de vaststellingsovereenkomst. Het hof stemt in met de overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan toe dat X niet de bevoegdheid heeft om ter zake van de in de overeenkomst geregelde onderwerpen standpunten in te nemen die afwijken van de vaststellingsovereenkomst.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Burgerlijk Wetboek Boek 7 7:900