X (belanghebbende) heeft na het overlijden van haar vader maandelijks een lijfrente-uitkering verstrekt aan een voormalige relatie van haar vader (A). Dit op grond van een testamentaire last. In geschil is of X hiervoor recht heeft op persoonsgebonden aftrek. Verder is in geschil of Hof Arnhem in strijd heeft gehandeld met de goede procesorde door mr. P.L.M. van Gorkom uitspraak te laten doen ondanks de sterk gebrouilleerde verhouding tussen deze raadsheer en de gemachtigde van X.
Advocaat-generaal IJzerman is van mening dat X bij de Hoge Raad mag klagen over het optreden van een raadsheer bij het hof. Omdat X niet is verschenen op de zitting bij het hof kwam zij namelijk pas bij het ontvangen van de hofuitspraak op de hoogte van het feit dat de bewuste raadsheer optrad in deze procedure. In dit verband merkt de A-G op dat het wenselijk is dat de namen van de raadsheren voorafgaand aan de zitting bekend worden gemaakt, of dat partijen wordt gewezen op de mogelijkheid om daarnaar te informeren. De A-G overweegt dat hetgeen is opgemerkt over de verhouding tussen de gemachtigde van X en de raadsheer voldoende om een schijn van partijdigheid aan te nemen. Hiervoor zou nader feitenonderzoek nodig zijn, maar de A-G acht verwijzing niet nodig omdat grieven van X die zien op het inhoudelijke dictum van het hof geen hout snijden. De A-G adviseert de Hoge Raad daarom het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3-1
Algemene wet bestuursrecht 8:16
Algemene wet bestuursrecht 8:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 7 januari