Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het ‘tenminste’-beding geen vast overeengekomen arbeidsduur tot gevolg heeft. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X BV heeft parttime oudere en arbeidsgehandicapte werknemers in dienst. In die arbeidsovereenkomsten staat standaard: “dat tenminste (…) uur per week arbeid wordt verricht”. Volgens X BV moeten de premiekortingen voor de loonheffing worden berekend op basis van de daadwerkelijk verloonde uren. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant zijn X BV en de parttimers over en weer verplichtingen aangegaan voor een vaste arbeidsduur. X BV gaat in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2024/31.1.2) oordeelt dat het ‘tenminste’-beding geen vast overeengekomen arbeidsduur tot gevolg heeft. Door een minimum aantal uren overeen te komen is er voor de meerdere uren sprake van een oproepcontract. Hierdoor is er geen sprake van een vaste arbeidsduur in de zin van de Wfsv. Het hoger beroep van X BV is gegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 50c
Wet financiering sociale verzekeringen 50b
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Arbeidsrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting, Premieheffing
Editie: 13 november
Informatiesoort: VN Vandaag