Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het pensioen voor X loon vormt. Het pensioen vloeit voort uit de werkzaamheden die X in dienstbetrekking heeft verricht, en X heeft het volledige pensioen ontvangen op een door hem opgegeven bankrekening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met Y. X geniet een pensioen van het ABP en is van mening dat het pensioen in de algehele gemeenschap van goederen valt en daarom ook voor de helft aan zijn vrouw moet worden toegerekend. Hij stelt daarbij dat het pensioen is opgebouwd uit premies die zijn ingehouden op zijn loon, en daarmee ten laste van de gemeenschap zijn gekomen. Hof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2019, 19/00144, V-N 2020/2.1.2 oordeelt voor de jaren 2012-2016 dat toerekening aan Y niet mogelijk is. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van X op grond van art. 80a Wet RO niet-ontvankelijk verklaard. Thans procedeert X over het jaar 2019.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2024/8.1.2) oordeelt dat het pensioen voor X loon vormt. Het pensioen vloeit voort uit de werkzaamheden die X in dienstbetrekking heeft verricht, en X heeft het volledige pensioen ontvangen op een door hem opgegeven bankrekening. Y heeft de pensioenuitkeringen niet genoten in fiscale zin. Dat zij medegerechtigd is tot het vermogen waartoe de uitkeringen vanaf het moment van genieten zijn gaan behoren, doet daaraan niet af. Hetzelfde geldt voor het feit dat de pensioenuitkeringen zijn overgemaakt op een gemeenschappelijke bankrekening van X en Y. Alhoewel X volgens het hof een punt heeft, dat de pensioenaanspraken civielrechtelijk, in ieder geval staande het huwelijk, behoren tot de gemeenschap van goederen, volgt uit de Wet IB 2001 en Wet LB 1964 bij wie de pensioenuitkering in fiscale zin belast wordt, en dat is X. Verder kunnen X en Y op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 er ook niet voor kiezen om de helft van het pensioen bij Y in aanmerking te nemen. X' hoger beroep is ongegrond. X gaat in cassatie, maar motiveert het beroep te laat. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 10

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Wet inkomstenbelasting 2001 2.17

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Editie: 30 april

Informatiesoort: VN Vandaag

463

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen