Hof Den Haag oordeelt dat geen sprake meer is van vrijgestelde pensioenaanspraken. De pensioenaanspraak is namelijk feitelijk voorwerp van zekerheid van de rekening-courantschuld geworden en moet derhalve als loon worden aangemerkt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
A houdt de aandelen in X bv die op haar beurt de aandelen houdt in pensioen-bv B. X bv heeft al jaren grote financiële vorderingen op A. Op 1 januari 2012 bedragen die in totaal € 5,4 mln. en op 31 december 2012 € 5,7 mln. X bv heeft een pensioenvoorziening van € 1,2 mln. voor A op haar balans staan. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat de pensioenregeling niet langer is aan te merken als een pensioenregeling in de zin van de Wet LB 1964 en de omkeerregel derhalve niet langer van toepassing is. De in de jaren 2012 en 2013 opgebouwde pensioenaanspraken behoren tot het loon van A. De inspecteur legt naheffingsaanslagen loonheffing op aan X bv.
Hof Den Haag (V-N 2021/12.1.4) oordeelt dat geen sprake meer is van vrijgestelde pensioenaanspraken en de aanspraken derhalve tot het belastbare loon behoren. De pensioenaanspraak is, gezien het saldo van de rekening-courantschuld van € 3,6 mln., feitelijk voorwerp van zekerheid van deze rekening-courantschuld geworden. Omdat A deze schuld feitelijk alleen nog (gedeeltelijk) kan aflossen door verrekening met zijn pensioenuitkeringen en hij geen andere zekerheid kan bieden, is sprake van een handeling als bedoeld in art. 19b lid 1 onderdeel b (oud) Wet LB 1964. De gehele opgebouwde pensioenaanspraak moet dan worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking van A en had als zodanig op enig moment vóór 2011 moeten worden belast. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 11
Wet op de loonbelasting 1964 10