Belanghebbende, stichting X, is een ondernemingspensioenfonds en voert de collectieve pensioenregeling van het F-concern uit. X komt per 31 december 2008 terecht in een situatie van onderdekking. Omdat het F-concern de herstelpremies niet kan betalen, wordt besloten om de pensioenregeling bij PME onder te brengen. Begin 2012 draagt X de pensioenrechten over. X ontvangt hiervoor een vergoeding van het F-concern. Over deze vergoeding is, op verzoek van X, geen btw verschuldigd. Ten aanzien van de kosten die in het vierde kwartaal van 2012 aan X in rekening worden gebracht, stelt X dat zij recht heeft op aftrek van voorbelasting.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de handelingen van X als pensioenverzekeraar zijn vrijgesteld van btw-heffing en dat X dan ook geen recht heeft op aftrek van voorbelasting. De rechtbank overweegt hierbij dat X niet aannemelijk maakt dat zij (belaste) juridische diensten en advies- en consultancydiensten aan het F-concern heeft verricht. De rechtbank verwerpt verder nog het beroep van X op het PPG-Holdingsarrest van het HvJ EU (18 juli 2013, nr. C-26/12, V-N 2013/48.17). Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 4
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 14 januari