X BV vormt in 2015 een pensioenvoorziening voor één van haar DGA's. De inspecteur stelt een boekenonderzoek in naar de aangiften VPB over de jaren 2016 tot en met 2019 en concludeert dat de pensioenvoorziening niet voldoet aan de voorwaarden voor het vormen van pensioenvoorziening op grond van de Wet op de loonbelasting 1964. De inspecteur wijkt daarom bij het opleggen van de aanslag VPB 2019 af van de ingediende VPB-aangifte. In de afwijkende aanslag VPB 2019 valt de pensioenvoorziening vrij ten bate van het fiscaal resultaat. In geschil is of de pensioenvoorziening terecht op grond van de foutenleer is gecorrigeerd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de pensioenvoorziening van X BV terecht heeft gecorrigeerd op grond van de foutenleer. Er is sprake van een balansfout. X heeft namelijk ten onrechte een pensioenvoorziening gevormd. Een pensioenvoorziening kan alleen gevormd worden wanneer deze voldoet aan de regels van Hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. Hieraan wordt in casu niet voldaan omdat de DGA niet in dienstbetrekking staat van X BV en geen salaris ontvangt. De rechtbank stelt vast dat de aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2015 en 2016 onherroepelijk vaststaan en de navorderingstermijn is verstreken. De inspecteur heeft daarom terecht via de foutenleer de fout in het oudste nog openstaande jaar hersteld. Het beroep van X BV is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 18a
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Loonbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 16 januari
Informatiesoort: VN Vandaag