Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat het perceel voor de OZB aangemerkt moet worden als niet-woning. Voor het tuinhuis en de daarbij horende ondergrond en de direct aan het tuinhuis grenzende grond geldt wel de woondelenvrijstelling en dus zijn deze onderdelen vrijgesteld van de gebruikersbelasting.
Erflater was op 1 januari 2014 eigenaar van een woning en een perceel van 3220 m² in de gemeente Zederik. Tussen de woning in het dorp en het perceel in het buitengebied liggen diverse woningen en zijstraten. Het perceel heeft een agrarische bestemming en is deels in gebruik als boomgaard. Hoge Raad oordeelt dat de woning van X en het op enige afstand gelegen perceel voor de Wet WOZ geen samenstel vormen. De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat het hof mogelijk ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het perceel voor de OZB een niet-woning vormt (HR 14 juli 2017, nr. 16/05306, V-N 2017/37.29). Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam.
Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat het perceel voor de OZB aangemerkt moet worden als niet-woning. De boomgaard op het perceel en de werktuigenberging zijn niet volledig dienstbaar aan woondoeleinden. Dit betekent dat de waarde van het perceel niet voor 70% kan worden toegerekend aan delen die tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Dit betekent dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag OZB heeft opgelegd naar het niet-woningtarief en verder terecht een aanslag OZB gebruikersbelasting heeft opgelegd.
Voor het tuinhuis en de daarbij horende ondergrond en de direct aan het tuinhuis grenzende grond geldt wel de woondelenvrijstelling en dus zijn deze onderdelen vrijgesteld van de gebruikersbelasting.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 25 augustus