Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de schenking is aan te merken als een periodieke gift. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt dat de wetgever geschillen over de vraag of in een voorkomend geval sprake is van een wezenlijke onzekerheid heeft willen voorkomen met het opnemen van de vijfjaarstermijn.
Belanghebbende, X, richt in 2004 stichting A op. X is voorzitter van het bestuur van de stichting. Met ingang van 1 januari 2008 heeft A een ANBI-status. Eind 2011 doen X en zijn echtgenote via een notariële akte een jaarlijkse schenking van € 50.000 aan A. De schenking betreft een periode van vijf jaren en is gedaan onder de voorwaarde dat de verplichting tot schenking ook vervalt door het overlijden van de langstlevende schenker. De inspecteur is van mening dat er geen sprake is van een periodieke gift en corrigeert de aangifte. Volgens de inspecteur moet namelijk, nu de uitkering afhankelijk is van twee levens, de wezenlijke onzekerheid worden getoetst.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de schenking is aan te merken als een periodieke gift. Volgens de rechtbank blijkt uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie dat de wetgever geschillen over de vraag of in een voorkomend geval sprake is van een wezenlijke onzekerheid heeft willen voorkomen met het opnemen van de vijfjaarstermijn. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever dit alleen heeft willen voorkomen bij periodieke giften die van één leven afhankelijk zijn. De rechtbank wijst er daarbij op dat de wet niet verwijst naar het overlijden van de belastingplichtige, maar meer in het algemeen naar ‘overlijden’. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.38
Wet inkomstenbelasting 2001 6.34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 maart
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel