Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de persoonsgebonden aftrek niet kan leiden tot een verdere vermindering van het inkomen van X dan tot nihil, ook niet op grond van het vertrouwensbeginsel. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, claimt in de jaren 2008 en 2009 bij een gering inkomen persoonsgebonden aftrek van ruim € 3.000. In geschil is of de persoonsgebonden aftrek het inkomen verder kan verminderen dan tot nihil, hetgeen zou betekenen dat X recht heeft op uitbetaling van het verschil.

Hof Arnhem-Leeuwarden (EK I, 26 november 2013, 13/000325 en 13/00326, V-N 2014/11.1.2) oordeelt dat de persoonsgebonden aftrek niet kan leiden tot een verdere vermindering van het inkomen van X dan tot nihil, ook niet op grond van het vertrouwensbeginsel. Wettelijk is een vermindering verder dan tot nihil uitgesloten op grond van art. 6.2 lid 2 Wet IB 2001. X beroept zich tevergeefs op het vertrouwensbeginsel. Weliswaar is aannemelijk dat X telefoongesprekken heeft gehad met twee medewerkers van de Belastingtelefoon, maar over de inhoud van deze gesprekken is te weinig duidelijk geworden. Zo is niet duidelijk hoe X zijn situatie heeft uiteengezet, welke vragen hij heeft gesteld, welke antwoorden hij heeft gekregen en welke inkleuring X wellicht zelf aan deze antwoorden heeft gegeven. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.2 lid 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 26 augustus

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen